INTERNE GENEESKUNDE

Interne geneeskunde is een heel breed specialisme en richt zich op het voorkomen, onderzoeken en behandelen van ziekten van inwendige organen zoals de nieren, maag en darmen, bloed, schildklier en lever. Interne geneeskunde heeft daardoor veel raakvlakken met andere medische specialisme. Omdat het zo breed is, wordt het vaak opgedeeld in deelspecialisme zoals stofwisselingsziekte en nierziekten. Het opsporen van de oorzaak van de klachten en het stellen van een diagnose kan soms een hele puzzel zijn. Soms zullen dan ook meer ingewikkelde onderzoeken nodig zijn voor het stellen van een diagnose. Belangrijke onderzoeken zijn bijvoorbeeld urine- en bloedonderzoek, maar ook het maken van een (buik/hart)echo of röntgenfoto.

ONZE SERVICE

  • Aandacht voor u en uw huisdier
  • 24/7 bereikbaar voor spoed

  • Ruime diagnostische mogelijkheden

  • Ruime chirurgische mogelijkheden

  • Katvriendelijke praktijk – Cat Friendly Gold status

  • Beste Baasje zorgprogramma

MEER INFORMATIE

AANDOENINGEN

Nierfalen komt regelmatig voor bij oudere dieren (30% van de katten ouder dan 10 jaar heeft nierfalen), maar het kan helaas ook op jonge leeftijd optreden. Als dit optreedt functioneert 1 of beide nieren niet meer voldoende en zijn ze niet meer in staat om de o.a. afvalstoffen uit het bloed af te voeren. Nierfalen kan plotseling (acuut) of sluimerend (chronisch) optreden. In het geval van plotseling optreden zal uw dier erg ziek zijn. Uw dier zal dan bijvoorbeeld stoppen met eten, sloom zijn, veel of juist weinig drinken en meestal is er sprake van braken. Als het sluimerend optreedt zullen de symptomen in eerste instantie vaag zijn. Denk hierbij aan afvallen, een doffe vacht, meer drinken of juist minder, regelmatig braken, minder eetlust. De ernst van de klachten is afhankelijk van de mate van nierschade.

Diagnose stellen
Om nierschade vast te stellen zijn urine en bloedonderzoek nodig. Pas als de nierfunctie dermate gedaald is kunnen we dit meten in het bloed. Hiervoor hebben we twee belangrijke parameters

SDMA: Stijgt bij een afname van 25% bij de nierfunctie
Creatinine: Stijgt bij afname van 75% van de nierfunctie

Wanneer nierschade wordt vastgesteld zal onderzoek worden gedaan naar de oorzaak bijvoorbeeld:
– Nierstenen
– Nierbekkenontsteking
– Tumoren
– Immuun-gemedieerde aandoeningen (immuunziekte, (buitenlandse)parasieten)
– Vergiftiging (lelies bij katten of opeten van koelvloeistof)
– Erfelijke nierafwijkingen zoals PKD (polycystic kidney disease)
Het is helaas niet altijd mogelijk om een oorzaak te achterhalen.

Indien er nierschade is, is het belangrijk de nieren zo goed mogelijk te ondersteunen zodat de het gedeelte van de nieren dat nog functioneert het zo lang mogelijk vol houdt en/of tijd heeft zich in bepaalde mate te herstellen. Dit doen we onder andere door:

– De oorzaak van nierfalen aan te pakken als dit mogelijk is

– Vocht toe te dienen zodat o.a. afvalstoffen goed kunnen worden afgevoerd

  • In ernstige gevallen kan dit opname met infuustherapie zijn
  • Drinken te stimuleren

– Nierdieet: Indien nodig wordt een (early stage) nierdieet voorgeschreven om de nieren te ondersteunen

– Eiwitverlies via de urine tegengaan: Eiwit verlies is via de nieren is schadelijk voor de nieren zelf en is geassocieerd met slechtere prognose voor de patiënt. Eiwitverlies kan gemeten worden in de urine. Mocht hier sprake van zijn dan wordt hiervoor medicatie voorgeschreven.

– Bloeddrukmeting: Een hoge bloeddruk komt veel voor bij dieren met chronisch nierfalen (minimaal 20% van de katten met chronisch nierfalen heeft een te hoge bloeddruk). Dit is extra belastend voor de nieren, dus bij een hoge bloeddruk zal medicatie worden voorgeschreven om deze te verlagen zodat o.a. de nieren minder worden belast

– Fosfaat: Bij nierfalen kan er te veel fosfaat achterblijven in het bloed omdat het dan te weinig wordt uit geplast. Dit kan o.a. botproblemen veroorzaken. Als er sprake is van een hoog fosfaat kan naast een dieet met weinig fosfaat fosfaatbinders voorgeschreven.

– Stoppen met medicatie welke schadelijk kan zijn voor de nieren.

Bij suikerziekte ook wel diabetes mellitus genaamd maakt de alvleesklier onvoldoende insuline aan. Insuline zorgt ervoor dat suiker/glucose uit het bloed wordt opgenomen in de cellen. Als er dus onvoldoende insuline wordt aangemaakt zal het glucose in het bloed stijgen en spreken we van een te hoge bloedsuikerspiegel. Als deze de nierdrempel overschrijdt zal de glucose ook worden uit geplast in de urine.

Bij de kat is de belangrijkste oorzaak van diabetes mellitus de combinatie van een tekort aan insuline en dat het lichaam steeds minder gevoelig wordt voor de werking van insuline (insulineresistentie genaamd). De alvleesklier zal steeds meer insuline gaan maken om dit te compenseren, net zolang tot het niet meer lukt. Bij deze vorm spreken we van type 2 diabetes mellitus.

Bij de hond komt juist type 1 diabetes mellitus voor. Hierbij maakt de alvleesklier te weinig of geen insuline aan doordat het lichaam de alvleeskliercellen die insuline aanmaken afbreken. Zowel bij de hond als de kat kan insulineresistentie ook geïnduceerd door andere ziekten. Ook kunnen bepaalde medicijnen zoals prednison diabetes mellitus veroorzaken.

Symptomen
Doordat het lichaam bij diabetes mellitus suiker verliest via de urine treden de volgende symptomen op:

  • Veel drinken
  • Veel plassen
  • Veel eten
  • Afvallen
  • Meer slapen

Bij een langdurig hoog bloedsuiker kan ook staar van de ogen optreden of zenuwschade. Daarnaast is er een risico op het ontwikkelen van ketoacidose ook wel verzuring van het bloed doordat het lichaam vetten gaat verbranden, waarbij ketonen vrijkomen welke het bloed verzuren. Hiervan wordt het dier heel ziek: sloom, stopt met eten en drinken en is misselijk. Wanneer een dier in ketoacidose is geraakt is dit een levensbedreigende situatie en dient uw dier te worden opgenomen voor intensieve zorg en infuustherapie.

Diagnose
Wanneer er een verdenking is van diabetes mellitus zal bloedonderzoek worden uitgevoerd om het bloedsuiker te bepalen. Indien deze herhaaldelijk verhoogd is of er een verhoogd fructosamine (deze waarde is verhoogd wanneer er 2-3 weken lang een hoog bloedsuiker aanwezig is) in het bloed wordt gemeten wordt de diagnose bevestigd. Daarnaast kan ook suiker in de urine worden gemeten.

Behandeling
Lange tijd was de enige behandeling van diabetes mellitus door middel van onderhuidse injecties van insuline. Hierbij is het van belang dat het bloedsuiker nauwkeurig wordt gemonitord bij het instellen van de therapie en wordt een dagcurve gemaakt om beter inzicht in het verloop van de suikerspiegel. Hiervoor kan een freestyle libre (een meter die op de huid wordt geplakt welke continue de bloedsuiker kan meten) worden geplaatst en kan met een app de suikerspiegel worden afgelezen.

Voor katten met type 2 diabetes mellitus is er sinds kort een nieuw medicijn beschikbaar genaamd senvelgo. Dit is een drank die 1 keer per dag gegeven moet worden en geeft vaak sneller resultaat dan insuline.  De bloedsuikerspiegel hersteld zich doorgaans binnen 7 dagen na de start met behandeling met Senvelgo. Alleen katten zonder andere klachten komen hiervoor in aanmerking.

Daarnaast is het ook belangrijk om:

  • Een speciaal dieet voer te geven (vezelrijk met hoger eiwitgehalte en complexere koolhydraten, waarbij glucose trager vrijkomt)
  • Het dier te laten afvallen
  • En beweging te stimuleren

 

Te snel werkende schildklier (hyperthyreoïdie)

Een te snel werkende schildklier, ook wel hyperthyreoïdie genaamd, komt veel voor bij de oudere kat. 10% van de katten ouder dan 10 jaar heeft een te snel werkende schildklier. De schildklier maakt dan te veel schildklierhormoon aan welke zorgt voor een snellere stofwisseling. De oorzaak van een te snel werkende schildklier bij katten is een in 99,9% van de gevallen goedaardige tumor van de schildklier.